Een sterkere groep
Naarmate ieder van ons meer zichzelf kan zijn, zijn wij een sterkere groep.
In veel groepen waarmee ik werk, gaat het over de vraag hoe om te gaan met onderlinge verschillen. Soms vanuit irritatie – wij hebben veel discussie en ik erger me kapot aan bepaalde collega’s. Soms vanuit een wens – wij hebben veel kwaliteiten in huis, maar benutten die samen onvoldoende.
Hoe zit het eigenlijk met “jezelf zijn in een groep“?
Voor iedereen in een groep speelt de spanning tussen autonomie en verbinding: het laten zien van je eigenheid en daarin niet afhankelijk zijn van anderen, maar ook niet te onafhankelijk.
Autonomie gaat over het besef dat je werkelijk op jezelf staat met een eigen identiteit. Met al je gedachten, gevoelens, talenten en behoeften. Besef van eigen autonomie leidt ook tot besef van de autonomie van de ander. Naar mate mensen autonomer zijn, worden de onderlinge verschillen en kwaliteiten in de groep zichtbaarder.
Verbinding gaat over het besef dat je ook altijd, op een of andere manier bent verbonden met anderen. Als mens sta je immers niet los van familie, collega’s, buren – je bent deel van een systeem. Besef van interdependentie leidt ertoe dat we contact zoeken met anderen om het ‘goed’ met elkaar te hebben. Naarmate we meer verbinding willen, benadrukken we daarom vaak onze overeenkomsten en gedeelde belangen.
Voor ieder mens in een groep is het de kunst om zowel autonoom als ‘in verbinding’ te zijn. Op een gezonde manier. Concreet betekent dat: uiting geven aan wat je zelf werkelijk wilt of vindt. En tegelijkertijd op zoek gaan naar de autonome gedachten en gevoelens van anderen.
Het daagt ons uit om actief te zijn in de samenwerking. Om open in gesprek te gaan over wat ons verschilt zonder daarover meteen te oordelen of voorbarige conclusies te trekken. En vervolgens samen de vraag te beantwoorden hoe we iets voor elkaar kunnen betekenen in de klus die we met elkaar te klaren hebben. Zo bouw je bruggen op de pijlers van verschil.